TONKA TIME
Acht jaar is –ie nu. ‘Stinkie -acht’, zoals opa hem altijd noemde. De oudste van de jongste generatie van drie kleine meneertjes en één meis sterk. Een kind met een hart van goud.
En een kleine gebruiksaanwijzing.
Stinkie overziet de wereld het liefst duidelijk gestructureerd. En z’n denkhoofd is razendsnel. Soms is dat een lastige combinatie en kan hij de snelheid van z’n eigen radartjes maar nauwelijks bijbenen. Zo af en toe staat de snelkookpan onder te hoge druk. En kookt –ie over. Vaker is –ie lief. En heel erg aardig.
Deze avond heeft -ie een plan. Een plan dat uitgevoerd moet worden. NU. METEEN. Morgen is het Koningsdag en zijn moeder heeft de auto volgeladen met ROMMEL. Fietsjes, skelters, lampenkappen. Boeken, knuffels, potjes en vaasjes. In de hoop dat al die spullen een nieuw thuis vinden. Opgeruimd staat netjes!
Stinkie-acht ziet zo’n eendagswinkeltje ook wel zitten. Moet je je eens indenken wat je daar wel niet mee kan verdienen! En dus slaat – ie aan het verzamelen. Zijn troef is een heuse Tonka. Voor de niet-auto-kenners:
een Tonka is een oerdegelijke monstertruck. Niet kapot te krijgen. Ideaal jongetjesspeelgoed. Dit exemplaar is zo goed als nieuw en glimmend korenblauw.
‘Misschien kan ik die wel verkopen voor TIEN euro’, glundert hij.
De volgende dag begint zonnig. Zijn moeder is voor dag en dauw vertrokken om de beste plek voor haar pop-up store te bemachtigen. (Of liever: een stuk grondzeil uit te spreiden over het met hondenpoep versierde gras in het kleine parkje). Met succes want de voorraad overbodige inboedel slinkt langzaam. Heel langzaam, dat dan weer wel. Wie plannen heeft voor een Koningsdagverkoop kan maar beter veel geduld meenemen. Heel veel geduld.
Stinkie acht arriveert later op de ochtend. In voetbalbroek en oranje shirt. Hij nestelt zich op een stoel, zijn koopwaar staat uitgestald op een tafeltje. Af en toe komt er een vriendje van school voorbij. Stinkie kruipt in elkaar. Hij voelt zich wat ongemakkelijk in zijn rol als verkoper en sist besmuikt ‘Stil!’ als we heel hard willen roepen: ‘Tonka te koop!’ De dag kruipt gemoedelijk voorbij. Hoewel er om ons heen een heus kinderfeest losbarst, compleet met muziek en een enorm springkussen, wijkt Stinkie niet van zijn plek.
Hij heeft voor vandaag een heilig doel. Zijn Tonka verkopen en de buit binnenhalen.
Naarmate de dag vordert wordt het langzaam wat kouder. Ondanks best een aantal geïnteresseerde kijkers, staat zijn blauwe pronkstuk nog altijd onaangeroerd op het kleine tafeltje. Wat ons verontrust is dat Stinkie’s lippen inmiddels dezelfde kleur aannemen als zijn auto.
We willen hem graag laten genieten van deze feestdag, maar we krijgen hem niet in beweging.
Het springkussen, de andere kraampjes, de speeltuin vlakbij, het lijkt hem allemaal koud te laten. Van een warme trui wil hij niks weten en zo zit – ie daar maar, dappere grote kleine man. Blote armen, blote benen. Gespierd sportlijfje zonder een grammetje vet.
Het liefst stoppen we hem ter plekke in een slaapzak.
Desnoods een beduimeld stinkexemplaar van de rommelmarkt.
Maar Stinkie wijst al die overdreven moederkloekerij resoluut af.
En dan, terwijl de meeste mensen om ons heen de restanten van het verkoopfeest tóch maar weer inladen voor nóg een jaartje zolder, staat er opeens een klein jongetje naast Stinkies’ Tonka. Hij ziet het speelgoed wel zitten, zoveel is zeker. Schoorvoetend loopt Stinkie op hem af. We kijken toe, maar laten het sluiten van de koop helemaal aan hem over. Glunderend komt hij even later terug.
‘Kijk mam, één euro vijftig!
Dat jongetje had verder helemaal geen geld en anders vond ik het zo zielig voor hem.’
Missie volbracht. Dag geslaagd. Zo werkt dat in Stinkies wereld.
Ik geloof dat ik hem rijke stinkerd ga noemen. Lief groot klein meneertje.
Line + Lasse