Uitpakken
Bepleisterd ziet Klein Meneertje er uit om op te eten. Hij komt vers uit het ziekenhuis.
Sesamstraat ballon in zijn hand: Bert en Ernie grijnzen me toe en Klein Meneertje doet er nog een schepje bovenop.
Het leed is geleden. De gebeurtenis suddert nog een beetje na:
‘Bloed. Meneer. Vasthouden. Mevrouw. Ook.’
Brokjesgewijs, maar klare taal: dit mannetje laat zich niet zomaar verbinden. Een nieuw autootje wint het van de schrik en al gauw racet Klein Meneertje weer even onvervaard door de kamer. Wel vreemd dat hij z’n linkerarm zoveel rust geeft. Z’n hand bungelt er wat voor spek en bonen bij. Heeft links een dagje vrij of is er meer aan de hand?
De huisarts raadt ons een mitella aan: ‘Da’s fijn. Krijgt -ie even wat rust.’
Een mitella. Voor deze tweejarige. Geen optie. Niet werkbaar.
We dringen aan op een foto en het enorme apparaat in het ziekenhuis (‘Fototoestel. Groot!’) constateert een twijgbreukje. Dat betekent gips.
Gips en een jongetje van twee. Hoe pakt dat uit?
Prima, zo blijkt de volgende morgen. Letterlijk. Als Klein Meneertje bij ons op het bed springt verwacht ik een hardhandige omhelzing. Misschien een bescheiden blauw oog. Kan er nog best bij. Maar ik voel niets dan lekkere mollige peuterarmpjes. Voor we elkaar aan kunnen kijken is hij uit bed gesprongen.
Hij rent (!) naar zijn kamer om even later vol trots terug te komen.
In z’n hand een extra armpje:
‘Mama. Kijk. Gips. Af!’
Op de gipskamer worden we later die dag hartelijk ontvangen.
‘Kom binnen. We hadden jullie al verwacht…’
Line + Lasse