Rood
Zo trots als een pauw fietst ze naast me. Zónder zijwieltjes. Ze is vijf en kan alles zélf.
Alleen dat fietsen zonder ‘hulpjes’, dát zag ze lang niet zitten.
En dus scheurde ze erop los met vier wieltjes tegelijk. Balancerend op één zijwieltje door de bochten.
Zó schuin overhangend dat ik mijn hart af en toe vasthield. En het ook wel eens moest oprapen omdat het viel. Net als Meis.
Maar die periode is voorbij. Triomfantelijk slingert ze door de straten.
Fietsen, kijken, kletsen, het lukt allemaal tegelijk.
‘Jouw lievelingskleur is rood hè, mam?!’, vraagt ze met een nauwelijks verholen grijns op haar gezicht.
‘Klopt!’
Ze kijkt voldaan. Alsof ze dat punt alvast heeft gescoord.
‘Dan vindt je mijn maillot ook heel mooi, want die is rood!’
‘Nou en of!’, beaam ik.
‘En je houdt ook van mijn bel!’
‘Klopt alweer!’
En van mijn fiets!’
‘Tuurlijk’, zeg ik. ‘Want die is ook rood!’
‘En mijn slot?’, vraagt ze met een lach in haar stem.
‘Prachtig!’, prijs ik.
Dan is het even stil. Heel even maar. Alsof ze haar betoog heel zorgvuldig heeft opgebouwd en nu een seconde pauze neemt voor het slotpleidooi.
‘En je houdt absoluut van mij.’
Rotsvast vertrouwen.
Ze geeft gas. En mij het nakijken.
Daar gaat ze. Op haar minifietsje.