Bloed
Klein Meneertje vliegt nog weleens uit de bocht. Is het niet qua manieren, dan wel letterlijk.
In al z’n enthousiasme mist-ie weleens een afslag. En loopt letterlijk tegen een deur.
Een glazen scheidingswand (waarom zijn die dingen dan ook doorzichtig?). Of een lantaarnpaal.
Glijdt uit over natte douchetegels. Vergist zich in de afstand tussen een stoel en de tafel.
Of struikelt over een poes (waarom dralen die beestjes dan ook zo om je voeten?).
Niks bijzonders. Daar ben je twee voor.
Deze ochtend klinkt er gegalm vanuit de douche. Manvriend en Klein Meneertje voeren een spektakel op.
Gegil. Geschater. Gespatter met water. Ik lig in bed met Meis. Bij ons geen indianengebrul maar rust.
Dan hoor ik snelle kleine trippelvoetjes die door de gang rennen. Grote mannenstappen er achteraan.
Een harde gil.
Een bons. Stilte. Te lang. Nooit goed. En dan huilen. Heel hard huilen.
‘Ik heb je hulp nodig. Ik denk dat we even naar het ziekenhuis moeten’, klinkt het vanuit een andere kamer. Mijn alarmbellen beginnen te rinkelen. Ik stel Meis hevig teleur. Net aan het drinken en dan wreed gestoord. Moedermens in tweestrijd. Het ene kind honger. Het andere pijn. Ik spoed me naar de kamer van Klein Meneertje. Bloedspetters op de grond. Druppels van z’n hoofd naar z’n kin. Gehavend gaaf koppie.
Een te diepe wond om te dichten met thuis-ehbo.
Dokter bellen. Jongetje tillen. ‘Mama, aaien’.
Zijn taal is staccato. Maar laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
Als we de wond provisorisch gedicht hebben is het hup in de auto en dapper zwaaien geblazen.
Ik draai me om. M’n maag doet mee.
Line + Lasse
to be continued...